Nog niet zo lang geleden kon de huisvrouw zich er echt niet te ‘gemakkelijk’ vanaf maken in de keuken. Maar op een paar shortcuts bij het koken wordt nu niemand meer aangekeken. Welke veranderingen in de twintigste eeuw hebben bijgedragen aan deze verandering in onze houding? Deze geschiedenis van gemaksvoeding (maaltijden en snacks) in Nederland maakt dit een stukje duidelijker (1800 woorden, ong. 9 minuten; vermeld de bron bij het citeren of parafraseren van deze tekst).
Een definitie
Laat ik eerst duidelijk maken wat ik precies versta onder ‘gemaksvoeding’. Deze producten en gerechten zijn in vier categorieën in te delen: gemaksmaaltijden binnenshuis – dus kant-en-klaarmaaltijden, maaltijdsalades, etc. – , en maaltijden buitenshuis (bijvoorbeeld in restaurants), snacks binnenshuis, en snacks buitenshuis. Ook een restaurant levert dus ‘gemaksvoeding’: we hoeven niet te koken en af te wassen. Maar de geschiedenis van onze restaurantcultuur is een studie op zichzelf. Bovendien gaf Europa eind jaren ’90 nog steeds gemiddeld minder dan 10% van het voedselbudget uit aan buitenshuis eten; tijdens de jaren ’50 was dit zelfs maar rond de 1%. Met andere woorden: buitenshuis eten en snacken vormt maar een heel klein onderdeel van de geschiedenis van gemaksvoeding. Ik focus me hier dan ook vooral op de thuisvarianten (linkerkant van het schema).
Kant-en-klaarmaaltijden
Gemaksmaaltijden zijn in Europa niet nieuw. Honderdvijftig jaar geleden kunnen rijkere mensen al hele maaltijden in blik te krijgen, die men mee kan nemen met de picknick. Ze bestaan bijvoorbeeld uit aardappeltjes, met doperwtjes en stukken vlees. Ook in het leger of in ziekenhuizen maakt men soms gebruik van deze innovaties. Maar deze nieuwigheden zijn een prijzige grap, alleen weggelegd voor grote organisaties of rijkere mensen. Pas na de Tweede Wereldoorlog worden zulke blikmaaltijden betaalbaar voor de lagere klassen. In de jaren vijftig en zestig wordt nasi en bami en spaghetti in blik verkocht, onder andere door Conimex.
Koenvisser adverteert in deze jaren ook uitgebreid voor bami, nasi, en spaghetti in blik (zie rechts). De spaghetti is precies zo klaargemaakt “als in zo’n romantisch eethuisje in Italië”. Met deze tekst probeert de producent mensen die buitenlandse reizen maken te verleiden tot het kopen van hun nieuwe product. Het is de vraag, ook als we kijken naar contemporaine enquetes, of de smaak echt vergelijkbaar is geweest. Maar niet alleen door de smaak zijn kant-en-klaarmaaltijden geen direct succes na de oorlog. Ook nadat ze minder duur worden, winnen ze niet massaal aan populariteit. Dit komt omdat er in Nederland in de jaren na de Tweede Wereldoorlog een serieus gemakstaboe heerst.
Het gemakstaboe
Dit gemakstaboe uit zich als volgt: huisvrouwen, die in de jaren na de oorlog meestal niet buitenshuis werken, worden geacht perfect voor hun gezin te zorgen. De maatschappelijke eisen zijn vooral in de jaren vijftig ontzettend hoog: een onberispelijk schoon huis, volledige dienstbaarheid naar man en kinderen, en kunststukjes in de keuken. De maaltijd wordt ontzettend serieus genomen. En waarom zou een vrouw niet willen zorgen voor haar dierbaren? Hierdoor wordt gemak(zucht) niet getolereerd.
Kijk, in bovenstaande puddingadvertentie zien we een redelijk directe referentie aan het gemakstaboe. De kant-en-klaarpudding is een geheimpje tussen producent en huisvrouw: laat het gezin er maar niet achter komen. Het belang van dit gezin, de mensen waar liefdevol voor moest worden gezorgd, komt ook in de advertentie terug: “Dien op… Gejuich!”. Er is dus sprake van een publiek waarvoor wordt gekookt. Die waardering vormt in deze periode het loon na werken voor de huisvrouw.
Het gemakstaboe is ook al in de jaren vijftig niet nieuw. Al langer bestaat de term ‘luiewievenkost’ voor gerechten die makkelijk te bereiden zijn. Denk bijvoorbeeld aan éénpansgerechten, zoals bepaalde stamppotten. Vooral om de man des huizes tevreden te houden, zo gaven vrouwen vroeger aan, moesten zulke gerechten niet al te vaak op tafel komen! Pakjes en zakjes mogen wel gebruikt worden. Het bekende, inmiddels meer dan een eeuw oude Maggiblokje is bijvoorbeeld een optie. Of blikjes tomatenpuree. Hele maaltijden kant-en-klaar, dat is echter enkel voor speciale situaties: voor studenten op kamers, voor mannen die een keer alleen thuis zijn, en voor picknicks.
Meer ruimte voor gemak
Maar Nederland verandert. In de jaren zeventig en tachtig gaan vrouwen meer werken, de maaltijden worden meer divers en waarschijnlijk ook iets beter van kwaliteit. Nu vormt gemaksvoeding steeds vaker een oplossing voor sommige gezinnen. Het gemakstaboe neemt langzaam af. Advertenties spelen in op de veranderende positie van de vrouw. Conimex toont een doodvermoeide vrouw met de handen in het haar. “Als u dàt gevoel hebt…” dan is Conimex er. Niet langer hoeft een vrouw te verbergen dat het huishoudelijk werk vervelend en vermoeiend kan zijn. Het gebruik van gemaksvoeding neemt toe, vooral bij een nieuwe generatie. Niet verwonderlijk dus dat Iglo in 1975 het scenario durft te schetsen dat men gewoon geen zin heeft om te koken – met natuurlijk een afbeelding van een jonge, moderne, hippe vrouw. Dat was een paar decennia eerder ondenkbaar geweest.
Toch is het de vraag of het gemakstaboe, ook na de TV dinners, na de magnetron en na de stoommaaltijdjes, volledig verdwenen is. Worden ouders die niet koken voor hun kinderen niet als minder goede ouders gezien? Is een diepvriespizza volgens velen niet een vorm van ‘zondigen’? Hierbij speelt de vermeende gezondheid van de voedselkeuzes – of het gebrek daaraan – een belangrijke rol. Daarover straks meer; nu eerst de snacks.
Vroege snacks
Ook snacks zijn in Nederland niet nieuw. Al lang wordt buitenshuis gesnackt. Zo zijn kroketten uit de automaat al honderd jaar oud. Haring op straat, broodjes warm pekelvlees, ijs, patat: het kan allemaal al in de negentiende eeuw. Straatvoedsel is dan natuurlijk wel nog vooral een stedelijk verschijnsel.
Thuis is dat anders. Een koekje bij de thee is in Nederland zo oud als thee zelf, maar snacken achter de voordeur bestaat lange tijd niet. Pas in de jaren vijftig en zestig, als de welvaart groeit, stijgt het aantal knabbelproducten. Ook worden thuisfrituren en vriezers betaalbaarder, dus supermarkten beginnen diepvrieskroketten en frikandellen aan te bieden. In 1958 komt de aardappelchip op de Nederlandse markt. Een deel van de verklaring voor het feit dat snacks nu pas opkomen, is naast de stijgende welvaart ook de complexe productieprocessen. Bijvoorbeeld het op grote schaal produceren van chips vergt flinke investeringen en behoorlijk geavanceerde technologie.
Snacks en de Nederlandse maaltijd
Het succes van snacks is in deze jaren echter zeker geen vanzelfsprekendheid. In Nederland wordt in de naoorlogse decennia stevig ontbeten, stevig geluncht, en stevig gedineerd. Daar komt bij dat men ook nog eens vroeg gaat avondeten. Is er überhaupt een snackmoment aan te wijzen? Marketers maken zich hier in de jaren vijftig serieus zorgen over. De snack wordt vaak een ‘tussendoortje’ genoemd, maar erg veel ruimte tussen de maaltijden door is er voor deze gemaksvoeding niet. En de maaltijd is in Nederland in deze tijd heilig. Daarom worden snacks bij hun introductie vaak juist onderdeel gemaakt van het diner.
Dat zien we hier rechts, in de advertentie voor Diamant frituurvet. Deze komt uit het jaar waarin chips voor het eerst op de Nederlandse markt verschijnen. Maar in deze advertentie is de chips zelfgemaakt – misschien deels te verklaren door het gemakstaboe – en onderdeel van de maaltijd. Ook Coca-Cola, tegenwoordig een typisch ‘tussendoortje’, kan in de jaren vijftig niet om de heilige maaltijd heen. En dus staat het flesje in promotiemateriaal naast de gebraden kip, in de plaats van een glas melk. Het product moet met de maaltijd geassocieerd worden om beter te kunnen worden verkocht. Ook Libelle maakt in een kookrubriek in 1960 chips onderdeel van de maaltijd. En dus heten de snacks dan ‘gerechtjes’, en minifrietjes, iets chiquer, ‘pommes allumettes’.
Meer ruimte voor snacks
De Nederlandse dagindeling is dus bepalend. En juist deze verandert. Vrouwen gaan meer werken, gezinnen worden kleiner, er vinden meer scheidingen plaats, en de maaltijd verliest zijn essentiële karakter. Opwarmen wordt langzamerhand veel normaler, eetpatronen worden veel flexibeler. Er verschijnt in de jaren vijftig, zestig, zeventig en tachtig een gigantisch aanbod aan gemaksvoeding dat ‘graasgedrag’ bevordert. Met grazen – of grazing wordt bedoeld dat eigenlijk de hele dag door kleinere hoeveelheden worden gegeten: constant gezond en ongezond snacken, dus. Dit is een ontzettend belangrijke voedseltrend van de laatste vijftig jaar, die sterk versnelt vanaf de jaren zeventig. Het schema aan het begin van dit artikel wordt dus ook minder goed toepasbaar: maaltijd en snack zijn minder goed te scheiden.
Daar komt bij dat de meeste vroege snacks veel vet, zout, en koolhydraten bevatten. De populariteit daarvan is niet enkel cultureel te verklaren: er is ook een biologische basis voor. In die zin was de doorbraak van de snack uiteindelijk misschien wel onvermijdelijk. In de jaren zeventig burgert de snack dus definitief in. Dat is overigens niet alleen in Nederland zo, maar in de hele Westerse wereld. In 1971 komt McDonalds naar Europa, als eerste in Nederland. Borrelnootjes, Pringles, ijsjes; het is nu allemaal te koop.
Kritische geluiden: het belang van gezondheid
Al snel volgen tegengeluiden. De consumentenbond is vanaf het begin zeer sceptisch. Eet alsjeblieft niet te veel, blijven zij mensen op het hart drukken. In 1976 recenseert de bond chips. De conclusie: “Chips en minifrietjes zijn vette, erg calorierijke en soms te zoute versnaperingen.” Twee jaar later moeten frikandellen eraan geloven: “Omdat we toch al te veel eten kan zeker beperking van het vetverbruik geen kwaad”. In de jaren tachtig en negentig volgen nog meer groeperingen die tegen snacken zijn, of de nadruk leggen op gezonder en vooral ook bewuster eten. Voedsel wordt steeds meer een kwestie van moraal, wat niet altijd gunstig is voor het imago van snacks. Dit is deels te zien aan de oprichting van de Slow Food beweging (1986), die zich deels tegen fastfood keert, en aan het groeiende aantal vegetariërs in Nederland en Europa.
Gezondheid wordt in de jaren zeventig dus steeds meer een thema. Eerst gaat het vooral om slank blijven, maar al snel ook om langer en gezonder leven, en uiteindelijk wordt voedsel soms zelfs een soort medicijn, zoals bij cholesterolverlagende margarine of superfoods. Vanaf 1979 is op de verpakking van een product eindelijk te lezen wat de ingrediënten zijn – hiervoor wisten mensen dit dus meestal niet! Dit helpt velen in het maken van bewustere keuzes. En dus krijgt niet alleen de frikandel een gezonder broertje (de halvidel), maar wordt van elke snack een dieetversie bedacht. Ook snacks die nieuw worden geïntroduceerd in de jaren tachtig en negentig krijgen steeds vaker een gezonder imago. Snacks bestaan nu in allerlei vormen en maten: 0% vet en 0% suiker, glutenvrij, biologisch, superfood. De mueslireep is misschien wel de wegbereider van deze trend, gelanceerd na uitgebreid marktonderzoek.
Gemaksvoedsel in de 21e eeuw
Mede door de gezondere opties blijft de populariteit van snacks groeien. Eind jaren ’90 krijgen we al dertig procent van onze dagelijkse energie uit snacks. Duidelijk moge zijn dat gemaksvoeding al vanaf de introductie wordt gevormd door de wensen en de ideeën die leven in de Nederlandse maatschappij. Het succes ervan was niet eens vanzelfsprekend, omdat de maatschappij niet altijd klaar was voor de genoemde maaltijden en snacks, of omdat de snacks en maaltijden nog niet helemaal goed afgesteld waren op de maatschappij. Maar al met al is gemaksvoedsel gedurende de twintigste en 21e eeuw alleen maar populairder geworden, en is het nu niet meer weg te denken uit ons voedselpatroon.
Meer lezen over de geschiedenis van gemaksvoeding in Nederland:
- Adri Albert de la Bruhèze, ‘Snacks’, in: Johan W. Schot et. al. (red.), Techniek in Nederland in de Twintigste Eeuw: III Landbouw, Voeding (Zutphen 2000) 352-367.
- Marc Jacobs & Peter Scholliers (red.), Buitenshuis Eten in de Lage Landen sinds 1800 (Brussel 2002).
- Jon Verriet, ‘Convenience and the Hierarchy of Meal Preparation: Cooking and Domestic Education in the Netherlands, 1910-1930’, Appetite 94 (2015) 7-12.