Tegenwoordig is er een kleine groep activisten die zich verzet tegen de stigma’s die er in onze samenleving heersen over dikheid. Maar zulke body positivity, of dikheidsactivisme, kent een veel langere geschiedenis, ook in Nederland. Dit stuk gaat op zoek naar de wortels van de hedendaagse strijd tegen vooroordelen en vetfobie (1350 woorden; ong. 7 minuten; vermeld de bron bij het citeren of parafraseren van deze tekst).*
Het Amerikaanse begin van het dikheidsactivisme
Het jaar 1967 wordt door veel historici gezien als een beginpunt in de moderne strijd tegen het dikheidsstigma. In dat jaar vindt in Central Park in New York een demonstratie plaats, waarbij ongeveer vijfhonderd mensen uitdragen dat mensen trots mogen zijn op hun dikheid. In de jaren na deze ‘Fat-in’ (vernoemd naar de ‘Sit-ins’ die Zwarte Amerikanen organiseerden in restaurants als protest tegen racistische segregatie) vinden er nog een aantal belangrijke gebeurtenissen plaats in de V.S. Zo wordt in 1969 een organisatie genaamd NAAFA, de National Association to Aid Fat Americans, opgericht, en publiceert schrijver Llewelyn Louderback een manifest getiteld Fat Power: Whatever You Weigh Is Right (1970).
Het zijn reacties op de dieetmoraal, die na de Tweede Wereldoorlog in de Verenigde Staten nóg dwingender is geworden. In het midden van de jaren vijftig hebben Amerikaanse kranten het al over een ‘oorlog tegen obesitas’. Eén expert noemt dikheid een groot maatschappelijk gevaar en noemt dikke lichamen zelfs ‘weerzinwekkend’. De oprichting van dieetclubs als Weight Watchers (1963) maakt het steeds normaler dat mensen (streng) op hun voeding letten.
Met name vrouwen moeten het ontgelden. Dunheid is onderdeel van het schoonheidsideaal, waar voor hen lastig aan te ontkomen is. Sommigen gaan dan ook ver om aan de norm te voldoen. Uit een onderzoek van Susanna McBee blijkt bovendien dat zij daarbij enthousiast worden geholpen door medische professionals. Deze Amerikaanse journalist doet in 1968 een rondje langs huisartsen, en komt erachter dat zij, ondanks haar ‘slanke’ figuur, duizenden dieetpillen mee kan krijgen, waaronder hormonen en amfetaminen. Vooral feministische groepen gaan daarom in de vroege jaren zeventig kritische vragen stellen bij de maatschappelijke verheerlijking van dunheid. De Fat Underground, opgericht in Californië in 1972, koppelt in haar folders vooroordelen over dikheid aan de seksistische objectivering van vrouwenlichamen. De activiteiten van deze non-conformistische groep zijn een stukje gewaagder dan die van NAAFA, dat vooral steun en gezelligheid wil bieden. Zo trashen de feministen bijeenkomsten van dieetclubs, waarbij ze folders uitdelen en de patriarchale doelen van de clubs bekritiseren. Het effect is onder andere dat kranten steeds vaker aandacht besteden aan wat zij een ‘militante minderheid’ noemen.
In Nederland laat de strijd tegen het slankheidsideaal wat langer op zich wachten. Wel is er in de jaren zeventig al discussie over afvallen als maatschappelijke trend, dat door sommigen een ‘collectieve obsessie’ wordt genoemd. Met name het Atkinsdieet maakt de tongen los. Een aantal negatieve recensies presenteert diëten als een Amerikaanse gekte die langzaam Europa overneemt. Het klopt dat diëten in deze tijd ook in Nederland steeds populairder wordt: in 1978 geven burgers gezamenlijk al zestig miljoen gulden uit aan verschillende dieetregimes.
Feminisme en dikheidsactivisme in Nederland
In 1981 wordt Vet Vrij opgericht. Dit feministische collectief is één van de eerste groepen buiten de V.S. die zich richt op stigma rondom dikheid, en wordt gevolgd door activistische clubs in onder andere Australië, Frankrijk en Groot-Brittannië. Vet Vrij kijkt nadrukkelijk naar ‘zustergroepen’ in Amerika, waar het materialen van toegestuurd krijgt. Soms neemt het de slogans van de andere kant van de Atlantische Oceaan letterlijk over: ‘How dare you presume that I’d rather be thin?’ wordt in het Nederlands ‘Hoe durf je te denken dat ik liever mager zou willen zijn?’. De ‘aktiegroep’ krijgt redelijk wat aandacht in kranten, en zelfs op televisie, met name vanwege de Dikke Vrouwendag die het een aantal jaar achter elkaar organiseert. Hoewel Vet Vrij zich deels richt op heel praktische zaken, zoals de beperkte beschikbaarheid van ‘plus size’ kleding, benadrukken leden wel dat de groep ‘geen huwelijksbureau’ is. De leden geven zeker om wat we nu body positivity zouden noemen, maar in hun kritiek op het dikheidsstigma sluiten zij zich vooral aan bij de radicalere, feministische activisten in Amerika.
Dit blijkt ten dele ook uit het klachtenboek dat de groep in 1982 uitbrengt. Dit boek, getiteld Dik tevreden, sluit aan bij de zorgen die al langer leven in de V.S.: dat medische professionals zich ook schuldig maken aan gewichtsdiscriminatie. Doordat zij niet vrij zijn van vooroordelen over dikheid, is de behandeling van dikke patiënten daarom soms zelfs schadelijk voor hun gezondheid. In de jaren zeventig schrijven Amerikaanse journalisten al: dikke mensen ervaren bij de huisarts dat het niet de dikheid zelf is die ziek maakt, maar vooral het stigma rondom lichaamsgewicht dat ernstige gevolgen kan hebben. Onderzoek uit de jaren tachtig ondersteunt de observaties van de actiegroepen. Artsen zijn niet immuun voor negatieve stereotypen over dikke mensen, met als direct gevolg dat deze patiëntengroep door medici slechter (en soms te laat) wordt geholpen.
Daar komt bij dat de uitkomsten van voedingsonderzoek in de jaren tachtig steeds meer vraagtekens plaatsen bij vertrouwde wijsheden over de relatie tussen voeding en lichaamsgewicht. Al langer is bekend dat het percentage van afslankdiëten dat succesvol wordt afgerond erg laag is (zo’n 5 tot 10 procent). Is minder eten wel zo effectief, en hoe lang moet je dat dan wel niet volhouden, zo vragen journalisten zich af. Ook sommige medische experts menen in de jaren tachtig dat het ‘jo-jo effect’ beter kan worden vermeden, en dat de stress van een streng en langdurig dieet het niet waard is. Het is misschien gezonder voor dikke mensen, zo menen zij, om dik te blijven. Bovendien wordt de relatie tussen dikheid en sociaaleconomische status steeds vaker benoemd: als gezondheid zo overduidelijk gerelateerd is aan klasse, is het dan zinvol om met name arme mensen te vertellen dat ze ‘gewoon gezonder moeten eten’ en ‘meer moeten bewegen’? In 1987, na onderzoek dat lijkt aan te tonen dat ‘een beetje dik’ gezonder is dan ‘erg dun’, weet de Washington Post het ook niet meer. In een artikeltje getiteld ‘Does Obesity Kill?’ komen twee experts aan het woord. Volgens de één is het antwoord ‘YES’, volgens de ander een volmondig ‘NO’.
Fat activism in de afgelopen decennia
Aan het einde van de jaren tachtig is dikheidsactivisme minder zichtbaar, zowel in de V.S. als in Nederland. Dat wil niet zeggen dat de issues die de verschillende groepen hadden aangekaart minder belangrijk worden. Integendeel: in Nederland wordt in de jaren negentig de bevolking gemiddeld dikker, ondanks stijgende uitgaven aan dieetregimes en sportabonnementen. Geen wonder dat uit een peiling uit 1992 blijkt dat Nederlanders zichzelf steeds minder gezond en steeds minder mooi gaan vinden. Maar cruciaal is, dat dit ook geldt voor hen die volgens medici een ‘normaal’ gewicht hebben. Met andere woorden: het stigma rondom dikheid lijkt ook in recentere decennia niet zomaar te verdwijnen.
Hoewel dikheidsactivisme nooit helemaal weg is geweest, is er tegenwoordig weer meer aandacht voor body positivity. De strijd vindt nu met name plaats op sociale media als Instagram. Vooral vrouwen posten foto’s van hun lichaam, als signaal dat zij zich niet langer willen laten beperken door benauwende schoonheidsidealen. Zij oogsten lof voor het helpen verminderen van vooroordelen over dikheid. De berichten oogsten echter ook kritiek. Veel medici zijn simpelweg van mening dat dikheid nu eenmaal erg ongezond is, en menen soms zelfs dat deze pogingen om stigma tegen te gaan ‘gevaarlijk’ en ‘misleidend’ zijn. Sommige feministen bekijken de body positivity beweging ook met enige scepsis. Voor hen corrumperen commerciële motieven de discussie op sociale media: als de acceptatie van dikheid wordt ingezet voor het verkopen van (schoonheids)producten, dan is de beweging wel erg weinig subversief, menen zij. Hun oordeel is dat de nadruk bij de hedendaagse variant van dikheidsactivisme te veel op het individu ligt: zelfacceptatie is wel erg apolitiek vergeleken met het omverwerpen van het patriarchaat. De methoden om dikheidsstigma tegen te gaan zullen zich in de toekomst dan ook nog wel door blijven ontwikkelen. Maar welke strategieën ook worden ingezet: het moge duidelijk zijn dat dikheidsactivisme in Nederland en in het buitenland kan bogen op een interessante en veelzijdige geschiedenis.
Meer lezen over de (Nederlandse) geschiedenis van dikheidsactivisme? Download hier mijn Engelstalige artikel, gepubliceerd in Cultural and Social History, dat onder meer ingaat op dit onderwerp.
* In dit artikel gebruik ik consequent het woord ‘dik’. Veel activisten geven de voorkeur aan deze term, die zij als neutraler beschouwen dan meer eufemistische woorden ‘zwaar’ of ‘gezet’, of het medicaliserende ‘obesitas’.