Het Nederlandse dieet is complexer dan ooit. Ingrediënten komen van over de hele wereld, terwijl we recepten overnemen uit kookboeken, tijdschriften en van Instagram. Tegelijk koken we lang niet altijd meer zelf. Hoe zijn we op dit punt aangekomen? De onderstaande korte voedselgeschiedenis van Nederland geeft hierop een antwoord (1100 woorden; ong. 5 minuten; vermeld de bron bij het citeren of parafraseren van deze tekst).
Nederland vóór 1900
Het belangrijkste moment vóór 1900 van het gebied dat nu Nederland heet is misschien wel de ‘Columbiaanse uitwisseling‘. Toen Amerika en Eurazië aan het eind van de vijftiende eeuw met elkaar in aanraking kwamen, leerde men in Europa namelijk onder andere aardappelen, tomaat, cacao en pepers kennen. Amerika kreeg er onder meer appels, varkens, kippen, en rijst voor terug. Van de lekkerste en spannendste producten genieten de meeste Europeanen echter niet. Het overgrote deel van de bevolking in Noordwest-Europa zo arm, dat de hun maaltijden bestaan uit erwten, meelpap, of – later dus – aardappelen. In het stedelijke Nederland is vlees prijzig: veel mensen zijn noodgedwongen vegetariër. De elite eet wel wat gevarieerder en internationaler. In deze kringen kijkt men vóór de twintigste eeuw de culinaire trucs vooral af bij de Fransen.
In de tweede helft van de negentiende eeuw stijgen de inkomens van armere Nederlanders. Voedsel wordt nu langzaam voor de gehele bevolking meer dan enkel brandstof om te overleven; het kan worden gebruikt om betekenis te geven aan het leven. Nu worden de voedingsgewoonten van álle Nederlanders interessant om te bestuderen.
1900-1945: Stijgende levensstandaard en terugval
Voor de arbeider begint het desalniettemin eenvoudig: wat thee, een beetje boter of reuzel, of een beetje vlees. Bovendien vormt de Eerste Wereldoorlog een terugslag: vooral in de laatste winter moet heel Nederland zuiniger gaan leven, zelfs de keurige dames die het tijdschrift van de huishoudscholen lazen:
Na de Eerste Wereldoorlog vindt er een omslag plaats in de voedselgeschiedenis van Nederland. Zelfs de economische crisis van de jaren dertig kan niet voorkomen dat de levensstandaard van de lagere klassen snel toeneemt. Verwerkt voedsel wordt populairder bij alle bevolkingslagen: bouillonblokjes, gecondenseerde melk, koekjes. Vooral blikvoedsel is de trots van de kruidenier, omdat deze uitvinding (c. 1800) groenten en fruit van hun seizoensgebondenheid verlost. Ook de per capita consumptie van vlees, eieren, suiker en zuivel neemt in het interbellum toe. Het nationale dieet leunt vanaf nu veel minder sterk op basale koolhydraatbronnen als brood en aardappelen.
De impact van de Tweede Wereldoorlog is in Nederland groot. Op het gebied van de voeding is de hongerwinter de culminatie van jarenlange tekorten. Als men op het woord ‘honger’ zoekt in Delpher (een grote dataset van Nederlandse tijdschriften en kranten) dan valt het verschil in impact tussen de twee wereldoorlogen wel te raden:
1945-1980: oude en nieuwe voedseltrends
Ook na de oorlog zijn er nog lang tekorten (suiker, koffie). Nederland moet herbouwen, en de echte welvaart laat – mede door de ingevoerde loonpolitiek (1945-1963) – lang op zich wachten. Gedurende de jaren vijftig zijn echter veranderingen te zien in het Europese voedsellandschap. Door een combinatie van stijgende welvaart, technologische ontwikkelingen en schaalvergroting openen de eerste supermarkten en neemt het aantal nieuwe producten enorm toe. Producenten laten hun fantasie de vrije loop, niet alleen in Nederland, maar ook in België:
De meest fascinerende periode in de voedselgeschiedenis van Nederland breekt aan. Er zijn drie thema’s aan te wijzen die in de meer dan zes decennia na de Tweede Wereldoorlog van doorslaggevend belang zijn voor de voedselkeuzes van Nederlanders: gezondheid, gemak, en exotisme. Geen van deze trends ontstaat overigens spontaan in 1945. Gezondheid, bijvoorbeeld, is al veel langer van belang, wat verklaart dat producenten hun producten er door de jaren heen graag mee associëren. Of het nu een kaakje, chocolademelk of bier is:
Gezondheid
Wat nou precies gezond is blijft voor veel mensen – misschien niet geheel verrassend – vaak onduidelijk, en is bovendien modegevoelig. Al sinds het begin van de twintigste eeuw bestaan er voedselhypes, aangewakkerd door wilde verhalen in de kranten. Zelfs in de jaren zeventig verschijnen nog krantenberichten als: “Doe als een Bulgaar … Drink yoghurt en word honderd jaar!”. Naast voedsel dat zo ongeveer de eeuwige jeugd beloofde, bestond er natuurlijk ook eten om te ‘zondigen’. En al was men gewaarschuwd, dan nog kon de verleiding soms onweerstaanbaar zijn. De Schijf van Vijf waarschuwt al vroeg tegen vet eten, en ook de Consumentengids luidt na de oorlog voortdurend de alarmbel. In een kwaliteitstest wordt geprobeerd de consument af te schrikken:
Gemak
Maar de populariteit van ongezond eten staat niet op zichzelf; er is een sterk verband met de behoefte aan meer gemak. Voor en na de oorlog is er nog wel een gemakstaboe: een huisvrouw die zomaar een maaltijd bij elkaar gooide met wat blikjes, zakjes en potjes, had die wel genoeg voor haar gezin over? Hoewel de meeste Nederlandse vrouwen anno 1950 binnenshuis werken, neemt hun aantal af, en hun enorme opoffering voor hun gezin wordt langzaam minder vanzelfsprekend. Gemaksvoeding is zowel een stimulans als een gevolg van de emancipatiestrijd. Bedrijven hebben hun vinger aan de pols van de Nederlandse maatschappij, en reageren soms ludiek:
‘Buitenlands’ eten
Hier is direct te zien dat na de oorlog verwerkt voedsel en ‘exotische’ producten uitstekend samengaan. Nederland gaat vaker uit eten. In 1960 zijn er al 44 Chinees-Indische restaurants in Amsterdam. Maar ook thuis wordt geëxperimenteerd. De eerste stapjes in vreemde keukens zijn overigens wel voorzichtig, en naar hedendaagse normen niet altijd ‘authentiek’. Te snel te veel nieuwigheid zou ook weer intimiderend zijn. Daarom wordt bijvoorbeeld in het boek De ‘Hollandse Rijsttafel’ voor de Hollandse Huisvrouw en de ‘Indische Rijsttafel’ (1959) een aantal compromissen gesloten: waarom geen koemelk in plaats van kokosmelk, mosterd in plaats van gember, en tomatenpuree in plaats van Spaanse peper? In Margriet werd de bouillabaisse in 1950 nog gewoon met haring gemaakt, en ook Libelle deed in 1970 aan fusion cooking door de babi pangang te flamberen met cognac. Alles voor wat meer variatie en spanning in de keuken.
Ons huidige eetpatroon
Zo wordt voedselconsumptie gedurende de twintigste eeuw dus steeds meer bepaald door mentaliteiten. In de huidige maatschappij zijn ‘superfoods’, de kant-en-klaarmaaltijd, en dat ene authentieke restaurantje dat nog niet bekend is bij het grote publiek allemaal uitingen van dezelfde mentaliteiten. Gedurende de laatste honderd jaar kon onder het grote publiek de behoefte aan avontuur of de hoop op eeuwig leven plotseling een doorslaggevende factor zijn in het consumptiepatroon. En hoewel economische en technologische ontwikkelingen nooit minder belangrijk zijn geworden, zijn deze culturele factoren nog altijd essentieel bij het begrijpen van ons huidige eetpatroon.
Enkele standaardwerken aangaande de voedselgeschiedenis van Nederland:
Johanna Maria van Winter, Van Soeter Cokene: Recepten uit de Oudheid en Middeleeuwen (Haarlem, 1976).
Anneke H. van Otterloo, Eten en Eetlust in Nederland (1840-1990): Een Historisch-Sociologische Studie (Amsterdam, 1990).
Jozien Jobse-van Putten, Eenvoudig maar Voedzaam: Cultuurgeschiedenis van de Dagelijkse Maaltijd in Nederland (Nijmegen, 1996).
Adel P. den Hartog (red.), De Voeding van Nederland in de Twintigste Eeuw: Balans van Honderd Jaar Werken aan Voeding en Gezondheid (Wageningen, 2001).
Johan W. Schot et al. (red.), Techniek in Nederland in de Twintigste Eeuw: Volume III: Landbouw, Voeding (Zutphen, 2003).
Marleen E. van der Molen-Willebrands, De Verstandige Kok: De Rijke Keuken van de Gouden Eeuw (Bussum, 2006).
Indien u de rechtmatige eigenaar van één of meerdere afbeeldingen op deze website bent en bezwaar wilt maken tegen mijn gebruik, stuur mij dan een bericht en ik zal het/ze verwijderen.
Reacties zijn gesloten.